ECLI:NL:CRVB:2021:2801

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
21/435 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van dubbele kinderbijslag op basis van medische adviezen

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van de aanvraag voor dubbele kinderbijslag ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 november 2021 uitspraak gedaan. Appellante had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon [A.], die gediagnosticeerd is met ADHD. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen op basis van medische adviezen van het CIZ, die stelden dat [A.] geen intensieve zorg nodig had. Appellante betoogde dat het onderzoek van het CIZ onzorgvuldig was, omdat er geen medische informatie was opgevraagd bij de psychiater. De Raad oordeelde echter dat er geen grond was voor de conclusie dat de medische adviezen niet inzichtelijk waren en dat de stellingen van appellante niet onderbouwd waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de enkele diagnose van ADHD niet voldoende was om recht te hebben op dubbele kinderbijslag. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de noodzaak voor dubbele kinderbijslag individueel moet plaatsvinden en afhankelijk is van de specifieke situatie van het kind.

Uitspraak

21.435 AKW

Datum uitspraak: 10 november 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2020, 19/5938 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. Nieuwstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft – gedeeltelijk via beeldbellen – plaatsgevonden op 20 oktober 2021. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. R. Scheltes, kantoorgenoot van haar gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 15 februari 2019 bij de Svb een aanvraag ingediend om dubbele kinderbijslag voor haar zoon [ A.] . Bij [ A.] , geboren [geboortedag] 2006, is ADHD vastgesteld.
1.2.
Bij besluit van 22 mei 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft de Svb de aanvraag afgewezen. De Svb heeft hieraan de medische adviezen van CIZ en het Beoordelingskader BUK 2018 ten grondslag gelegd. [ A.] heeft geen intensieve zorg nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Bij de heroverweging in bezwaar is zijn zorgscore op de peildatum 1 januari 2019 vastgesteld op nul punten, terwijl gelet op zijn leeftijd op die datum (twaalf jaar) een minimale zorgscore van drie punten is vereist.
1.3.
In beroep heeft CIZ op 30 maart 2020 een aanvullend medisch advies uitgebracht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat het bestreden besluit op onjuiste gronden berust. CIZ heeft in beroep geen aanleiding gezien terug te komen van zijn advies. Appellante heeft geen nadere informatie of medische stukken overgelegd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat CIZ bij zijn advies over de zindelijkheid, de lichaamshygiëne en op de andere onderdelen van onjuiste of onvolledige informatie is uitgegaan. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat CIZ voor het medisch advies in beroep heeft geprobeerd contact te leggen met appellante omdat niet duidelijk was wanneer [ A.] voor het laatst bij de psychiater was geweest en dat appellante hierop ondanks herhaalde verzoeken niet heeft gereageerd.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat punten gescoord zouden moeten worden op de items lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, gedrag, alleen thuis zijn, begeleiding buitenshuis en bezighouden/handreikingen. Er had bovendien nadere informatie ingewonnen moeten worden bij de behandelaar van destijds.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het betoog van appellante dat het onderzoek van CIZ onzorgvuldig is geweest, omdat er geen medische informatie is opgevraagd bij de psychiater, slaagt niet. CIZ heeft aan de toenmalige gemachtigde van appellante de mogelijkheid geboden om te kennen te geven wanneer [ A.] voor het laatst is gezien door de psychiater, om te bezien of het zinvol was nadere informatie bij de psychiater in te winnen. Hierop is, ondanks herhaalde verzoeken, geen reactie gekomen. In hoger beroep heeft appellante ook geen nadere informatie van de psychiater ingebracht.
4.2.
Er bestaat geen grond voor de conclusie dat de medische adviezen niet inzichtelijk zijn. Ook zijn er geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de medische adviezen over het ontbreken van scores. In de medische adviezen is duidelijk uiteengezet waarom geen punten worden toegekend. De Raad onderschrijft de overwegingen hierover in de aangevallen uitspraak en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad voegt hieraan toe dat de enkele, niet onderbouwde stellingen van appellante over het item begeleiding buitenshuis en de andere items geen aanleiding geven voor een ander oordeel. Het gegeven dat [ A.] door zijn ADHD meer zorg en aandacht nodig heeft is onvoldoende voor het oordeel dat hij aangewezen is op intensieve zorg als bedoeld in de Algemene Kinderbijslagwet.
4.3.
Dat voor [B] , de oudste zoon van appellante, wel dubbele kinderbijslag is toegekend, maakt het voorgaande niet anders. Of een kind voldoet aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag vereist een individuele beoordeling en is afhankelijk van de specifieke situatie van een kind.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, als voorzitter en D. Hardonk-Prins en E.J. Otten als leden in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) M. Stumpel