Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 18 januari 2018 gegrond;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van WIA-uitkering. In een tussenuitspraak van 18 maart 2021 had de Raad geconstateerd dat het bestreden besluit van het Uwv niet was gebaseerd op een deugdelijke medische grondslag. Het Uwv werd opgedragen om het gebrek in het besluit te herstellen door een aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op te stellen en een nadere arbeidskundige beoordeling uit te voeren.
Na het indienen van rapporten door het Uwv, heeft de arbeidsdeskundige in een rapport van 19 mei 2021 geconcludeerd dat de geselecteerde functies van productiemedewerker industrie, samensteller kunststof en rubberproducten, en medewerker tuinbouw binnen de mogelijkheden van appellante vallen. Appellante heeft echter betwist dat deze functies geschikt zijn, met name vanwege haar dissociaties en de risico's die dit met zich meebrengt in de functie van productiemedewerker.
De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar oordeelt dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de functies geschikt zijn, ondanks de zorgen van appellante. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was verklaard, en het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.002,33 bedragen.