ECLI:NL:CRVB:2021:3106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant met psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die eerder als schoonmaker werkte, had zich ziekgemeld met lichamelijke klachten en ontving een Ziektewet-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering op basis van een beoordeling van zijn belastbaarheid. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn psychische en lichamelijke klachten onvoldoende waren onderzocht en dat hij een onafhankelijke deskundige wilde laten benoemen. De Raad oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische bevindingen van het Uwv juist waren en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant. De Raad onderschreef deze overwegingen en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.