ECLI:NL:CRVB:2021:3117
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van volledige arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de ingangsdatum van haar volledige arbeidsongeschiktheid. Appellante, die sinds 2004 ziek is, heeft meerdere keren verzocht om herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellante tussen 35 en 80% arbeidsongeschikt was, maar na een herbeoordeling in 2018 heeft het Uwv de ingangsdatum van haar volledige arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 3 oktober 2016. Appellante was het niet eens met deze datum en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar volledige arbeidsongeschiktheid al eerder was ingetreden, namelijk per 1 januari 2012. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft in zijn overwegingen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de ingangsdatum van de volledige arbeidsongeschiktheid verder terug te leggen dan 3 oktober 2016. De Raad oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig waren en dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de rol van medische rapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.