ECLI:NL:CRVB:2021:3280

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
19/3531 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand verhuizing

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een verhuizing. De appellante had verzocht om bijstand omdat zij stelde dat de verhuizing noodzakelijk was. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had de aanvraag afgewezen, omdat volgens hen geen sprake was van een noodzakelijke verhuizing.

De appellante woonde in een kleine studio, waar zij geen mogelijkheid had om haar kinderen te ontvangen en waar zij zich creatief niet kon ontplooien. De studio bevond zich in een drukke buurt, wat leidde tot burn-outklachten en andere psychische problemen. Ter onderbouwing van haar verzoek overhandigde appellante een verklaring van haar huisarts, waarin werd gesteld dat zij lijdt aan een borderline stoornis en dat zij gebaat is bij een rustige woonomgeving.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de verhuizing noodzakelijk was. De verklaring van de huisarts gaf wel aan dat appellante baat had bij een rustige omgeving, maar het gaf geen inzicht in de situatie op haar oude adres of de gevolgen daarvan. Hierdoor kon niet worden geconcludeerd dat er sprake was van omstandigheden die een verhuizing noodzakelijk maakten.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en wees de aanvraag om bijzondere bijstand af. Er was geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

19.3531 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 juli 2019, 19/902 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 21 december 2021
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: J.E. Mink
Ter zitting is verschenen mr. M.M. de Jong, advocaat en gemachtigde van appellante.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten die verband houden met de verhuizing van appellante naar een ander woonadres. Het college heeft de bijstand afgewezen omdat geen sprake is van een noodzakelijke verhuizing.
Voor het toetsingskader volstaat de Raad hier met een verwijzing naar de uitsprak van 23 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:447.
Het geschil in hoger beroep ziet alleen op de vraag of de verhuizing van appellante noodzakelijk was. Zij heeft in dat kader aangevoerd dat zij op een kleine studio, een studentenkamer, woonde. Zij had daar geen mogelijkheid ad om haar kinderen te ontvangen en om creatief te zijn. De studio bevond zich in een drukke buurt met aan de overkant regelmatig invallen en ruzies en schreeuwen op straat. Bij appellanten ontstonden daardoor burn-outklachten en uitval op het werk. Het gevolg was slapeloosheid en opspelende alcoholproblematiek. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante een verklaring van haar huisarts overgelegd, waarin staat dat appellante een borderline stoornis heeft. Ook is sprake van een trauma gepaard gaande met een depressieve episode en alcoholmisbruik. Appellante is volgens de huisarts gebaat bij een rustige woonomgeving.
Omdat appelante een beroep doet op bijzondere bijstand, moet zij aannemelijk maken dat de verhuizing noodzakelijk was. Daarin is zij niet geslaagd. Concrete bewijsstukken waaruit de noodzaak om te verhuizen blijkt, ontbreken. Uit de verklaring van de huisarts valt weliswaar op te maken dat appellante gebaat is bij een rustige woonomgeving, maar die verklaring zegt niets over hoe de woonsituatie van appellante op haar oude adres was. Ook blijkt daaruit niet welke gevolgen die oude woonsituatie voor appellante heeft gehad of nog zouden hebben gehad. Dit betekent dat ook niet kan worden geconcludeerd dat sprake was van dusdanige omstandigheden dat verhuizen noodzakelijk was.
De in hoger beroep aangevoerde grond slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
Voor een kostenveroordeling bestaat dan geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J.E. Mink (getekend) P.W. van Straalen