Uitspraak
21.850 ZW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uwv per 3 maart 2018. Appellant, die als assemblagemedewerker werkte, had zich ziek gemeld na een bedrijfsongeval in januari 2017. Het Uwv concludeerde dat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat zijn belastbaarheid onjuist was ingeschat en dat hij meer beperkingen had dan in de FML van 7 januari 2020 was vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en dat de medische beoordeling van het Uwv juist was. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een onafhankelijke medisch deskundige. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.