ECLI:NL:CRVB:2021:33
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 17 augustus 2011 ziek had gemeld, betwistte de beëindiging van haar ZW-uitkering door het Uwv. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 16 november 2016 geschikt was voor bepaalde functies, ondanks haar psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat de rechtbank niet in staat was om de medische beoordeling van het Uwv te toetsen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de conclusie van het Uwv konden ondermijnen. De Raad bevestigde dat appellante geschikt was voor de functies van productiemedewerker industrie en wikkelaar/samensteller elektronische apparatuur, en dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.