ECLI:NL:CRVB:2021:336
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake rechtmatigheid van uitkeringen en dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat zij in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 januari 2013 geen privaatrechtelijke dienstbetrekking had met haar werkgever, [bedrijf]. Het Uwv had eerder de uitkeringen van appellante ingetrokken en teruggevorderd, omdat zij niet als werknemer verzekerd was voor de WW, de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank oordeelde dat het onderzoek van het Uwv naar de dienstbetrekking voldoende zorgvuldig was en dat de conclusies van het Uwv terecht waren. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat het Uwv onterecht heeft geconcludeerd dat er geen dienstbetrekking was, maar de Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad bevestigt dat appellante niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft aangetoond dat het standpunt van het Uwv onjuist is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen.