Uitspraak
18 5910 WW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.De WW-uitkering is per 1 augustus 2015 beëindigd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van uitkeringen van appellant door het Uwv. Appellant had een uitzendovereenkomst met [Werkgever B.V. 1] en een arbeidsovereenkomst met [handelsonderneming]. Het Uwv concludeerde dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, wat leidde tot de intrekking van de uitkeringen op basis van de WW, ZW en WIA. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant stelde dat het Uwv niet voldoende bewijs had geleverd voor de conclusie dat hij geen werkzaamheden had verricht voor de genoemde werkgevers. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat appellant niet met objectieve en verifieerbare gegevens had aangetoond dat het standpunt van het Uwv onjuist was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet als werknemer verzekerd was voor de WW, ZW en WIA, waardoor de intrekking van de uitkeringen en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen terecht was.