In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uwv om de WIA-uitkering van betrokkene te verhogen tot 85% van het dagloon. Betrokkene, die zich op 8 juni 2015 ziek meldde na een breuk van zijn linker bovenarm, had verzocht om een verhoging van zijn uitkering in verband met hulpbehoevendheid. Het Uwv had eerder geweigerd deze verhoging toe te kennen, met de motivatie dat betrokkene niet voldeed aan de criteria uit de Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat betrokkene weliswaar hulp nodig heeft bij het aan- en uitkleden, maar dat zijn beperkingen niet zodanig zijn dat hij niet in staat is om met enige handigheid, eventueel met hulpmiddelen, deze handelingen zelf uit te voeren. De Raad concludeert dat betrokkene niet voldoet aan het eerste criterium van de Beleidsregel, dat vereist dat de verzekerde hulp nodig heeft bij essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen. Daarnaast is het Uwv teruggekomen op zijn eerdere standpunt dat er op de datum in geding geen andere voorzieningen waren die in de behoefte aan oppassing en verzorging van betrokkene voorzagen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, maar met verbetering van gronden, en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.068,-. De uitspraak benadrukt het belang van de criteria uit de Beleidsregel en de noodzaak voor een objectieve medische onderbouwing van de hulpbehoevendheid.