ECLI:NL:CRVB:2021:563
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand en verrekening van proceskosten in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 2 januari 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Na een anonieme melding dat appellante inkomsten had uit schoonmaakwerkzaamheden, heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Appellante verklaarde dat zij één keer per week werkte en hiervoor € 50,- ontving, maar deze verklaring kwam niet overeen met de gegevens van haar werkgevers. Het college heeft de bijstand herzien en een bedrag van € 7.791,63 teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank heeft de bezwaren van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de schatting van haar inkomsten niet juist was en dat de verrekening van de bezwaarkostenvergoeding met een openstaande vordering onterecht was. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bezwaarkostenvergoeding te verrekenen, ook al was er een betalingsregeling getroffen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het college de herziening en terugvordering van de bijstand op juiste gronden had uitgevoerd.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de bijstandsontvanger om aan de inlichtingenverplichting te voldoen en de bevoegdheid van het college om schattenderwijs het recht op bijstand vast te stellen bij schending van deze verplichting. De Raad concludeerde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd om haar stellingen te onderbouwen, waardoor de besluiten van het college standhielden.