ECLI:NL:CRVB:2021:570

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
20/3431 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van uitspraak niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Nador, Marokko, een verzoek om herziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 juni 2020, onder zaaknummer 20/664. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Verzoekster is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen, zowel in een brief van 20 oktober 2020 als in een aangetekende brief van 20 november 2020. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na de verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald op het bezoekadres van de Raad. Aangezien het griffierecht niet tijdig is betaald, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 maart 2021
20/3431 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54, in verbinding met de artikelen 8:119 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 juni 2020, 20/664
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats], Nador, Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft een verzoek om herziening ingediend.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, en artikel 8:119, tweede lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening van een uitspraak op het hoger beroep.
Bij brief van 20 oktober 2020 is verzoekster erop gewezen dat een griffierecht van € 131,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 20 november 2020 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoekster er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2021.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.