Uitspraak
18.3732 WIA, 18/3734 WIA, 19/1934 WIA
OVERWEGINGEN
15 december 2016 ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om twee kleine foutjes in de FML te corrigeren en een nieuwe FML van
9 december 2016 opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in afwijking van de conclusies van de arbeidsdeskundige vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid moet worden vastgesteld op 35,44%.
12 juli 2018 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 23 juli 2018 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
1 augustus 2016, of die tot twijfel kunnen leiden aan de vaststelling daarvan door het Uwv. Appellante heeft evenmin de door haar in beroep ingenomen stellingen nader onderbouwd. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv appellante per 25 april 2017 terecht volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt heeft geacht. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat op grond van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
12 december 2017 geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van het uitgevoerde medische onderzoek en de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellante heeft geen medische gegevens overgelegd die een ander licht op de zaak werpen. Naar aanleiding van het door appellante in alle zaken naar voren gebrachte standpunt dat zij al vanaf 13 januari 2014 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom vanaf die datum een IVA-uitkering zou moeten ontvangen heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op de voorliggende besluiten, de beoordeling niet zo ver kan teruggaan. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in de verschillende in geding zijnde periodes op goede gronden heeft vastgesteld. Alleen al om die reden slaagt de beroepsgrond van appellante dat zij recht heeft op een IVA-uitkering niet. De rechtbank ziet geen reden om een deskundige te benoemen. Van een schending van het beginsel van equality of arms is volgens de rechtbank geen sprake. Gelet op de gewijzigde besluiten I en II heeft de rechtbank het Uwv het Uwv veroordeeld in de proceskosten.
25 april 2017 terecht volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is geacht.
13 juni 2016, 1 augustus 2016, 25 april 2017 en 8 maart 2018, voldoende zorgvuldig is geweest wordt onderschreven. Uit de medische rapporten blijkt dat zowel de verzekeringsartsen als de verzekeringsartsen bezwaar en beroep de dossierstukken hebben bestudeerd, appellante hebben gezien en haar hebben onderzocht naar aanleiding van de door haar naar voren gebrachte klachten. Ook hebben zij de beschikbare medische informatie van behandelaars, waaronder de door appellante in bezwaar en beroep overgelegde medische informatie en alle beschikbare medische rapporten kenbaar bij de beoordeling van de belastbaarheid van appellante op voornoemde data in geding betrokken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep wat betreft de datum in geding van 13 juni 2016 de geconstateerde kleine foutjes in een FML van 24 maart 2016 heeft gecorrigeerd met een FML van 9 december 2016. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in verband met de afgenomen belastbaarheid van appellante per 1 augustus 2016 aanvullende beperkingen heeft aangenomen. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van appellante gewijzigd naar aanleiding van de aangekondigde medische ingreep. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidssituatie van appellante hebben gemist.
17 januari 2018. Zij hebben afdoende gemotiveerd dat met de aangenomen beperkingen in voldoende mate rekening is gehouden met de klachten van appellante op voornoemde data in geding. De door appellante aangevoerde gronden met betrekking tot de omvang van de vastgestelde beperkingen is in essentie een herhaling van de gronden die appellante reeds in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze geen aanleiding geven om de conclusies van de verzekeringsartsen bezwaar en beroep in twijfel te trekken. Het oordeel van de rechtbank wordt onderschreven. Daaraan wordt nog het volgende toegevoegd.
13 augustus 2013 wordt met de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgesteld dat het hier om een oud onderzoek gaat van 13 augustus 2013. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 12 juli 2018 voldoende toegelicht dat dit onderzoek reeds bekend was en ook is meegewogen bij de beoordelingen vanaf 2014. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dit rapport overtuigend gemotiveerd dat het rapport van Skils geen aanleiding geeft voor verdergaande beperkingen. Hetgeen appellante hierover heeft gesteld in hoger beroep geeft geen aanleiding om aan de juistheid van bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt te twijfelen.
23 mei 2017, 29 september 2017, 12 juli 2018 en 9 oktober 2018 overtuigend gemotiveerd dat op basis van de beschikbare medische informatie er geen aanleiding is voor verdergaande beperkingen dan reeds neergelegd in de hiervoor genoemde FML’s. Appellante heeft in hoger beroep geen medische informatie ingebracht die kan leiden tot een ander oordeel of die aanknopingspunten biedt voor de stelling dat met de gestelde beperkingen niet wordt voorzien in de door haar genoemde klachten.
23 mei 2017 en van 17 januari 2018. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante daarom terecht per van 13 juni 2016 vastgesteld op 35,44%, per 1 augustus 2016 op 50,47% en per 8 maart 2018 op 35,29%.
De rechtbank heeft daarom terecht geconcludeerd dat appellante op 25 april 2017 niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering.