ECLI:NL:CRVB:2021:768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering en de proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met pijnklachten en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag geweigerd, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant was het niet eens met deze beslissing en had hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering had en had het Uwv opgedragen dit gebrek te herstellen. In hoger beroep heeft de Raad de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsarts bevestigd en geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) neergelegde beperkingen. De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de kosten van het rapport van de psychiater Van Beem niet had betrokken bij de proceskostenvergoeding. De Raad heeft de proceskostenvergoeding verhoogd en het Uwv veroordeeld tot betaling van de gemaakte proceskosten in hoger beroep. De uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige motivering in bestuursrechtelijke procedures en het belang van een eerlijke procesgang voor alle betrokken partijen.