ECLI:NL:CRVB:2021:786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen in het kader van de Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering. Appellant, geboren in 1997, had eerder een aanvraag ingediend bij het Uwv, die was afgewezen op basis van het ontbreken van arbeidsvermogen. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad oordeelde dat de gronden die appellant in hoger beroep aanvoerde in wezen een herhaling waren van zijn eerdere argumenten. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de beoordelingen van het Uwv. De Raad bevestigde dat de belastbaarheid van appellant in de toekomst nog kan verbeteren door behandeling en begeleiding, en dat hij in staat is om basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen. De door appellant aangevoerde argumenten, waaronder een passage uit een eindrapport van Horizon, werden niet als voldoende overtuigend beschouwd om de medische beoordeling te weerleggen. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.