ECLI:NL:CRVB:2021:860
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die als fietsenmaker heeft gewerkt, had zich ziek gemeld met psychische klachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de weigering van de WIA-uitkering op voldoende medische en arbeidskundige grondslag heeft gebaseerd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant zijn stelling dat een zwaardere urenbeperking nodig was, niet met medische gegevens had onderbouwd. De Raad onderschrijft deze overwegingen en concludeert dat de medische beoordeling van het Uwv deugdelijk is.
Appellant heeft in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedure, maar de Raad oordeelt dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om te twijfelen aan de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.