ECLI:NL:CRVB:2021:867
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor WIA-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante, die zich op 9 februari 2016 ziekmeldde, ontving aanvankelijk een ZW-uitkering na een toekenning door het Uwv. Na een beoordeling in het tweede ziektejaar werd appellante belastbaar geacht, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering per 8 januari 2018. Het Uwv weigerde ook een WIA-uitkering, omdat appellante de wachttijd van 104 weken niet had volgemaakt. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten, waaronder psychische klachten en een vorm van dementie. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had geweigerd om appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij de wachttijd van 104 weken niet had volgemaakt. De beroepsgrond van appellante dat de besluitvorming disproportioneel was, werd verworpen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.136,- bedroegen, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 174,-.