ECLI:NL:CRVB:2021:886
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de herhaalde aanvraag voor WAO-uitkering en de vraag naar nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin zijn verzoek om terug te komen op een eerder besluit van het Uwv werd afgewezen. Appellant had in 2002 een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was vastgesteld. In 2016 verzocht appellant om toekenning van een nieuwe uitkering, waarbij hij stelde dat zijn ziekte van Parkinson, die in 2012 was vastgesteld, niet was onderkend in de eerdere beoordeling. De rechtbank oordeelde dat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een andere beslissing rechtvaardigden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel, waarbij werd benadrukt dat de diagnose Parkinson op zich geen nieuw feit is dat de eerdere beoordeling kan herzien. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.