Uitspraak
20 1644 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.Appellant heeft hierbij een factuur van [BV] van 3 juni 2019 ingediend ten bedrage van € 350,- (inclusief BTW) voor bestudering van het dossier en opstellen van advies.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk verklaarde. Appellant ontving van 6 februari 2014 tot 12 maart 2017 een WIA-uitkering, maar het Uwv beëindigde deze uitkering per 21 maart 2019 na bezwaar van de werkgever van appellant. Appellant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte het Uwv niet had veroordeeld tot vergoeding van de kosten van een deskundigenrapport dat door zijn gemachtigde was ingediend. Dit rapport was volgens appellant noodzakelijk voor de beoordeling van zijn zaak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de kosten van een deskundige alleen voor vergoeding in aanmerking komen als het inroepen van die deskundige redelijk was en een bijdrage kon leveren aan een gunstige beantwoording van relevante vragen in de procedure. In dit geval concludeerde de Raad dat het rapport van de deskundige geen arbeidskundige aspecten bevatte en niet specifiek inging op de vragen die in de procedure aan de orde waren. Hierdoor kon het rapport niet als deskundigenrapport worden aangemerkt en was de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat het Uwv niet veroordeeld kon worden tot vergoeding van de kosten van dit rapport.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken om proceskosten af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van griffier B.V.K. de Louw, en werd openbaar uitgesproken op 7 april 2021.