ECLI:NL:CRVB:2022:1013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 26 juli 2017. Appellant, die eerder arbeidsongeschikt was verklaard, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn psychische klachten onvoldoende zijn beoordeeld en dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de eerdere beoordeling kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat appellant voldoende ruimte heeft gehad om zijn medische situatie te onderbouwen, maar dat hij dit niet heeft gedaan. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 26 juli 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn. Het verzoek van appellant om schadevergoeding wordt afgewezen, evenals het verzoek om een deskundige in te schakelen, omdat er geen twijfel bestaat over de medische beoordeling. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.