ECLI:NL:CRVB:2022:1017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van de WGA-vervolguitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WGA-vervolguitkering van appellant, die eerder was vastgesteld op 36,58%. Appellant had in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe gronden aangevoerd en beperkte zich tot het herhalen van eerder aangevoerde argumenten. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat. De Raad onderschreef deze overwegingen en voegde toe dat het ontbreken van een lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet automatisch betekent dat het onderzoek onzorgvuldig was. Appellant had zijn stelling dat zijn beperkingen waren onderschat niet onderbouwd met nieuwe medische informatie. De Raad concludeerde dat de intrekking van de WGA-vervolguitkering per 14 juli 2020 terecht was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.