ECLI:NL:CRVB:2022:1334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van eerder besluit inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een verzoek had ingediend om terug te komen van een eerder besluit van 25 februari 1998, waarbij zijn Ziektewet-uitkering was beëindigd. Appellant, die in Marokko woont, stelde dat zijn gezondheid was verslechterd en dat hij recht had op een WAO-uitkering. Het Uwv had echter het verzoek afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad overwoog dat het besluit van 25 februari 1998 in rechte vaststaat en dat appellant bij zijn verzoek van 8 april 2019 geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de psychische klachten die appellant aanvoerde, al eerder naar voren hadden kunnen worden gebracht in de procedure tegen de beëindiging van de ZW-uitkering. De Raad bevestigde dat het Uwv het verzoek van appellant terecht had afgewezen, omdat er geen nieuwe informatie was die het besluit kon ondermijnen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in bestuursrechtelijke procedures en de strikte eisen die daaraan worden gesteld. De Raad wees erop dat de procedure niet bedoeld is voor het heroverwegen van eerdere besluiten zonder substantiële nieuwe informatie.