Uitspraak
21.2402 AOW
OVERWEGINGEN
– ondanks zijn verblijf in het buitenland – in die periode in aanmerking kunnen komen voor een individuele compensatie.
5.3.1. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, is in essentie een herhaling van wat eerder in bezwaar en beroep is aangevoerd. Wat eerder in bezwaar en beroep is aangevoerd is goeddeels hetzelfde als wat is aangevoerd in de procedures die hebben geleid tot de uitspraken van de Raad van 25 november 2016, 23 januari 2020 en 27 augustus 2021. De rechtbank heeft de gronden die zijn aangevoerd in beroep beoordeeld en het beroep ongegrond verklaard. De Raad kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank en het daarop gebaseerde oordeel. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat het bestreden besluit, gelet op de gedingstukken die voorhanden zijn, op een deugdelijke grondslag berust. Appellant heeft in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 23 januari 2020 niet alle gegevens verstrekt die nodig zijn om op basis van eenvoudig verifieerbare feiten objectief te kunnen beoordelen of appellant in zijn pensioengatperiode al dan niet onevenredig zwaar is getroffen door onverkorte toepassing van artikel 7a van de AOW. Die kwestie is met de uitspraak van 23 januari 2020 afgedaan.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.