Uitspraak
21.3952 ZW
OVERWEGINGEN
10 april 2020 informatie heeft verstrekt. De verzekeringsarts heeft vervolgens op
17 april 2020 een nader rapport opgesteld, appellante op 15 mei 2020 telefonisch gesproken en op 15 mei 2020 een vervolgrapport opgesteld. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van appellante vastgelegd in de FML van 11 mei 2020. Volgens de verzekeringsarts is appellante, gelet op de informatie van de psychiater, ten opzichte van de in het kader van de EZWb opgestelde FML aanvullend beperkt op stresserende werkomstandigheden. Een arbeidsdeskundige heeft daarop in het rapport van 22 augustus 2020 geconcludeerd dat de bij de EZWb als reserve gehanteerde functie van medewerker tuinbouw nog steeds passend is voor appellante, omdat in de functie geen sprake is van mentale belasting en de fysieke belasting niet wordt overschreden. De verzekeringsarts heeft tot slot in het rapport van 24 augustus 2020 vastgesteld dat appellante per 25 augustus 2020 hersteld is voor haar arbeid, zijnde de functie medewerker tuinbouw. Het Uwv heeft bij besluit van 26 augustus 2020 de ZW-uitkering van appellante beëindigd per 25 augustus 2020, omdat zij vanaf die datum weer arbeidsgeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 27 november 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Hieraan is een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 november 2020 ten grondslag gelegd.
25 augustus 2020 in staat is tot het verrichten van de functie van medewerker tuinbouw.
geven geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Hiertoe wordt als
BESLISSING
E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2022.