ECLI:NL:CRVB:2022:1531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Italië woont, had hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant was eerder werkzaam als productiemedewerker en had zich op 13 mei 2019 ziek gemeld met pijnklachten aan de armen, schouders en nek, alsook psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 29 juni 2020 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslagen waren voor de beslissing van het Uwv. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn klachten een urenbeperking vereisten en dat hij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. Het Uwv daarentegen handhaafde zijn standpunt dat de appellant geschikt was voor de functies die waren geselecteerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht. De Raad oordeelde dat er geen medische noodzaak was voor een urenbeperking en dat de appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.