ECLI:NL:CRVB:2022:1796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en vaststelling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het besluit van het Uwv om de ZW-uitkering van appellant te beëindigen ongegrond heeft verklaard. Appellant, die eerder als baliemedewerker werkte, heeft zich ziekgemeld met psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv heeft na een medisch onderzoek vastgesteld dat appellant meer dan 65% van zijn oude loon kan verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 4 oktober 2018.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens en informatie van GGZ-Rivierduinen in zijn beoordeling betrokken en extra beperkingen aangenomen. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat zijn beperkingen zijn onderschat, maar de Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende heeft besproken en dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant in staat is om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022.