ECLI:NL:CRVB:2022:1854
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ziekengeld en psychische gezondheidssituatie van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die zich op 26 februari 2018 ziekmeldde, was werkzaam als visfileerder en had recht op ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 15 april 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er onvoldoende psychisch onderzoek was verricht door het Uwv. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de artsen van het Uwv inzichtelijk en begrijpelijk waren.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de psychische klachten onvoldoende waren onderzocht. De Raad oordeelde echter dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de informatie van de behandelend psychiater niet leidde tot de conclusie dat de artsen van het Uwv belangrijke aspecten van de psychische gezondheidssituatie van appellant hadden gemist. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.