ECLI:NL:CRVB:2022:1880
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen gewijzigde beslissing op bezwaar door Uwv met verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, maar trok het hoger beroep in nadat het Uwv zijn beslissing had gewijzigd. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad oordeelde dat het Uwv in de proceskosten moest worden veroordeeld, omdat appellant redelijkerwijs kosten had moeten maken voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale proceskosten werden begroot op € 3.036,-, inclusief reiskosten van € 18,80.
Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure met bijna elf maanden was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.000,-. De Raad verdeelde deze schadevergoeding tussen de Staat der Nederlanden en het Uwv, waarbij de Staat € 272,73 en het Uwv € 727,27 moest vergoeden. De Raad oordeelde ook dat de Staat en het Uwv in de proceskosten van appellant moesten worden veroordeeld, elk voor een bedrag van € 189,75. De uitspraak werd gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van griffier R. van der Heide, en is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.