In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die eerder als monteur telecom werkte, had zich ziek gemeld na een aanrijding en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering op basis van de conclusie dat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapport van 14 december 2020 voldoende gemotiveerd dat de medische situatie van appellant adequaat was beoordeeld en dat de beperkingen correct waren vastgesteld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar verbeterde de gronden. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.963,33 bedroegen, inclusief het griffierecht.