ECLI:NL:CRVB:2022:1941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, was in het kader van de Ziektewet beoordeeld door een verzekeringsarts. Deze concludeerde dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt was, omdat zij niet voldeed aan de criteria voor wisselende belastbaarheid. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad volgde de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en oordeelde dat er geen argumenten waren om aan te nemen dat appellante op medische gronden volledig arbeidsongeschikt was. De rapporten van de verzekeringsarts van 25 mei en 16 augustus 2022 gaven onvoldoende aanleiding om aan de eerdere conclusies te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de belastbaarheid van de betrokken persoon. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige, aangezien de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hadden dat appellante niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid.