ECLI:NL:CRVB:2022:1956
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-vervolguitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
Op 1 september 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de beëindiging van de WGA-vervolguitkering van appellant. De rechtbank Rotterdam had eerder op 26 november 2021 het beroep van appellant ongegrond verklaard tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 20 november 2020. Dit besluit handhaafde de eerdere beslissing van 16 juni 2020, waarin werd vastgesteld dat appellant per 17 augustus 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering.
Tijdens de zitting was appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.B.B. Beelaard, en zijn zoon. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I. Smit. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens of gronden heeft ingediend die aanleiding geven om te twijfelen aan de medische conclusies van het Uwv. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank in de aangevallen uitspraak onderschreven en bevestigd dat de beëindiging van de WGA-vervolguitkering terecht was.
De uitspraak is openbaar gedaan en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is ondertekend door de griffier A.M.M. Chevalier en het lid van de enkelvoudige kamer T. Dompeling.