ECLI:NL:CRVB:2022:2010
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en arbeidskundige grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich ziek had gemeld met psoriasis, gewrichtsklachten en vermoeidheid, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar ZW-uitkering door het Uwv. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had appellante gezien en lichamelijk onderzocht, en de verzekeringsarts bezwaar en beroep had alle relevante dossiergegevens bestudeerd.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat zij niet opnieuw lichamelijk was onderzocht en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten, waaronder PTSS en fibromyalgie. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de klachten van appellante. De Raad bevestigde dat de arbeidsdeskundige de geselecteerde functies adequaat had gemotiveerd en dat appellante in staat werd geacht deze functies te vervullen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van C.G. van Straalen als griffier.