ECLI:NL:CRVB:2022:2013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als timmerman werkzaam was, had zich op 24 april 2019 ziekgemeld vanwege rugklachten en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een medische beoordeling door het Uwv op 3 maart 2020, werd vastgesteld dat appellant met inachtneming van zijn beperkingen in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Het Uwv beëindigde daarop zijn recht op ziekengeld per 23 mei 2020. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het onderzoek door het Uwv te oppervlakkig was en dat zijn psychische klachten niet in voldoende mate waren meegewogen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanwijzingen waren dat de psychische klachten van appellant op de datum in geding een rol speelden bij de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellant correct had vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.