Uitspraak
21 1735 WW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
WW-uitkering correct is uitbetaald.
Centrale Raad van Beroep
Op 5 oktober 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/1735 WW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 april 2021. De rechtbank had het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een betaalspecificatie van 4 februari 2020, waarin een bedrag van € 1.403,77 bruto was vermeld voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 januari 2020. Appellant stelde dat dit bedrag veel lager was dan de hem toegekende WW-uitkering.
Het Uwv had in een eerder besluit van 13 januari 2020 appellant in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering, maar verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv tijdens de bezwaarprocedure had erkend dat de uitbetaling van de WW-uitkering correct was en dat appellant met de onderhavige procedure niets meer kon bereiken. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank zich ten onrechte niet had uitgesproken over het gebruik van BSN-gegevens en dat de uitspraak naar een oud adres was gestuurd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen procesbelang had bij de beoordeling van het beroep, aangezien het Uwv de WW-uitkering correct had (na)betaald. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier.