ECLI:NL:CRVB:2022:2159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante met psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar ZW-uitkering door het Uwv. Appellante, die zich op 13 november 2017 ziek meldde met psychische klachten, was eerder in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 13 december 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 mei 2022 recht deed aan de beperkingen van appellante. De Raad concludeerde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante, ondanks haar psychische klachten. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering van appellante terecht had beëindigd.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen waren onderschat en overhandigde rapporten van deskundigen die haar situatie opnieuw beoordeelden. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn conclusies voldoende had onderbouwd en dat de door appellante ingebrachte rapporten niet voldoende nieuwe informatie boden om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.424,75, inclusief griffierecht.