ECLI:NL:CRVB:2022:2384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante. Appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, had zich opnieuw ziek gemeld en was van mening dat haar arbeidsongeschiktheid door het Uwv was onderschat. De Raad beoordeelde of het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en of de beëindiging van de WGA-vervolguitkering gerechtvaardigd was. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van deze arts. Appellante had diverse medische rapporten overgelegd, maar de Raad oordeelde dat deze geen nieuwe inzichten boden die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. De rechtbank had eerder het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, maar de Raad bevestigde in hoger beroep dat de arbeidsongeschiktheid van appellante correct was vastgesteld en dat de WIA-uitkering terecht was beëindigd. De Raad oordeelde dat er geen schending was van het beginsel van 'equality of arms' en dat er geen noodzaak was om een deskundige in te schakelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.