ECLI:NL:CRVB:2022:239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- S.B. Smit-Colenbrander
- J.J.C. Vorias
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant na medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die zijn beroep tegen het besluit van het Uwv om zijn ZW-uitkering te beëindigen ongegrond heeft verklaard. Appellant, die zich op 4 augustus 2017 ziek meldde na een ongeval, heeft in het kader van een eerstejaars-ZW-beoordeling een verzekeringsarts bezocht. Deze arts concludeerde dat appellant belastbaar was, rekening houdend met zijn beperkingen zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst. Het Uwv beëindigde de ZW-uitkering op basis van de bevindingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die vier functies selecteerden die appellant zou kunnen vervullen.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de medische informatie correct was vertaald naar beperkingen. Hij stelde dat hij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, maar bracht geen nieuwe medische gegevens in die zijn standpunt onderbouwden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant, gezien de vastgestelde medische beperkingen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.