ECLI:NL:CRVB:2022:2400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Maachi, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had in haar uitspraak van 19 mei 2022, onder nummer 21/405, de zaak niet ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat betrekking had op de niet-betaling van het griffierecht. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verschuldigd griffierecht van € 136,- niet tijdig betaald door de gemachtigde van appellant. Ondanks herhaalde waarschuwingen, waaronder een aangetekende brief, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Raad oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat de gemachtigde van appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.