ECLI:NL:CRVB:2022:2409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die ziek was gemeld na haar bevallingsverlof, had een ZW-uitkering ontvangen, maar het Uwv besloot haar uitkering te beëindigen op basis van een medisch onderzoek. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd, omdat er geen informatie was opgevraagd bij haar behandelaars. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de psychische en fysieke klachten van appellante. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante op de datum in geding meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.