Uitspraak
21 524 WIA
24 december 2020, 19/1937 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 52,95%.
19 februari 2018 terecht heeft vastgesteld op 53,59% en op basis daarvan appellante ongewijzigd een WGA-vervolguitkering heeft toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
12 oktober 2020 beperkingen opgenomen die voortvloeien uit de medische klachten van appellante. Verzekeringsarts Grob-Braber heeft in het rapport van 25 augustus 2020 inzichtelijk gemotiveerd dat er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat de beperkingen van appellante ten aanzien van beoordelingspunt 2.6 en rubriek 6 zijn onderschat. Uit de door appellante ingebrachte medische informatie van haar behandelaars kan niet worden afgeleid dat bij haar sprake is van meer of andere beperkingen op de datum in geding dan die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML van 12 oktober 2020 zijn aangenomen. Appellante heeft nog aangevoerd dat niet van het dagverhaal van
19 februari 2018 mag worden uitgegaan, omdat de situatie van appellante nog dezelfde dag slechter is geworden. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Verzekeringsarts Grob-Braber heeft de medische situatie van appellante voldoende in kaart gebracht mede op basis van de informatie van psychiater Hernandez-Dwarkasing, die appellante heeft gezien in juli 2019. Ook de in hoger beroep ingebrachte informatie van de behandelend arts en psychotherapeut leidt niet tot een ander oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan worden gevolgd in de in een rapport van 19 augustus 2022 getrokken conclusie dat de onafhankelijke psychiatrische expertise, die anderhalf jaar na datum in geding werd verricht, een beter beeld geeft van de psychische situatie van appellante op de datum in geding.
€ 1.518,- voor verleende rechtsbijstand. Wat betreft het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten voor het inschakelen van een deskundige in beroep moet worden uitgegaan van het geldende uurtarief op grond van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, te weten € 126,47 voor opdrachten vanaf 2019, € 129,63 voor opdrachten vanaf 1 januari 2020 en € 134,04 voor opdrachten vanaf 1 januari 2021. Met inachtneming van de in hoger beroep overgelegde urenspecificatie, stelt de Raad de vergoeding vast op € 1.163,77 (inclusief 21% BTW). De proceskostenveroordeling bedraagt in totaal € 2.681,77. Voorts bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van de Awb te bepalen dat het griffierecht door de griffier aan appellante wordt terugbetaald.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal
- bepaalt dat de griffier aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 134,- terugbetaalt.