ECLI:NL:CRVB:2022:2763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens verdiencapaciteit van meer dan 65% van het maatmaninkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als supermarktmedewerker werkzaam was, had zich op 25 september 2017 ziekgemeld en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 25 juli 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen zou ondermijnen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellante, waaronder fibromyalgie, PTSS en depressie. De Raad bevestigde dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch passend waren voor haar.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.