ECLI:NL:CRVB:2022:2804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F.M. Rijnbeek
- H. Alajai
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A.E. Bol, had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Tijdens de zitting op 14 oktober 2021 was de appellant aanwezig, maar het Uwv was niet vertegenwoordigd. Na heropening van het onderzoek door de Raad, heeft het Uwv op 29 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Op 2 augustus 2022 heeft de opvolgend gemachtigde, mr. I. Winia, namens de appellant de hoger beroepen ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en vergoeding van wettelijke rente en griffierecht. Het Uwv heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de Raad, waarna het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.
De Raad heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van kosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 6.936,- voor rechtsbijstand en € 29,87 voor reiskosten, wat leidt tot een totale proceskostenvergoeding van € 6.965,87. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van wettelijke rente toegewezen, waarbij verwezen wordt naar een eerdere uitspraak van de Raad. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 december 2022.