ECLI:NL:CRVB:2022:2804

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
19/2347 en 20/3285 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A.E. Bol, had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Tijdens de zitting op 14 oktober 2021 was de appellant aanwezig, maar het Uwv was niet vertegenwoordigd. Na heropening van het onderzoek door de Raad, heeft het Uwv op 29 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Op 2 augustus 2022 heeft de opvolgend gemachtigde, mr. I. Winia, namens de appellant de hoger beroepen ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en vergoeding van wettelijke rente en griffierecht. Het Uwv heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de Raad, waarna het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.

De Raad heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van kosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 6.936,- voor rechtsbijstand en € 29,87 voor reiskosten, wat leidt tot een totale proceskostenvergoeding van € 6.965,87. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van wettelijke rente toegewezen, waarbij verwezen wordt naar een eerdere uitspraak van de Raad. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 december 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2022
19/2347 en 20/3285 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 april 2019 en 11 augustus 2020, 18/8023 en 19/4697 (aangevallen uitspraken) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.A.E. Bol hoger beroepen ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bol. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
De Raad heeft het onderzoek heropend en het Uwv verzocht om nader onderzoek te doen.
Het Uwv heeft op 29 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 2 augustus 2022 heeft mr. I. Winia, als opvolgend gemachtigde, namens appellant de hoger beroepen ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente en het griffierecht.
Het Uwv heeft met een brief van 26 augustus 2022 laten weten zich te refereren aan het oordeel van de Raad.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Namens appellant zijn de hoger beroepen ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 29 april 2022 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van de bezwaren, beroepen en hoger beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.623,- in de bezwaarfase (2 punten voor het indienen van de bezwaarschriften en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting), € 3.036,- in de beroepsfase (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 2 punten voor het verschijnen op de afzonderlijke zittingen) en € 2.277,- in hoger beroep (2 punten voor het indienen van de hogerberoepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor de aan appellant verleende rechtsbijstand € 6.936,-. De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zittingen bij de rechtbank en bij de Raad, komen tot een bedrag van € 29,87 voor vergoeding in aanmerking. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding
€ 6.965,87.
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958).
Voor vergoeding van de betaalde griffierechten kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 6.965,87;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai