ECLI:NL:CRVB:2022:2816
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.B.B. Beelaard, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 17/3239 ZW. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 2 juni 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waardoor appellante haar hoger beroep heeft ingetrokken. De Raad heeft vervolgens de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt in verband met het verzoek om schadevergoeding.
De Raad heeft overwogen dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties niet langer dan vier jaar mag duren. In dit geval heeft de procedure echter meer dan zes jaar geduurd, wat leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn met ruim twee jaar is overschreden. De Raad heeft de Staat veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan appellante van € 2.500,-. Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.415,50. De kosten voor het verzoek om schadevergoeding zijn begroot op € 379,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken door D. Hardonk-Prins, met K.M. Geerman als griffier.