ECLI:NL:CRVB:2022:299
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2017. Appellant had hoger beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen procesbelang meer heeft bij een uitspraak op het hoger beroep, omdat het Uwv op 27 oktober 2021 alsnog een IVA-uitkering aan appellant heeft toegekend met terugwerkende kracht. Hierdoor resteert er geen geschil meer, wat leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
Daarnaast heeft de Raad het verzoek van appellant om schadevergoeding toegewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden, en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan appellant als schadevergoeding voor immateriële schade. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep vergoed, die in totaal € 3.795,- bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 170,- aan appellant vergoedt.
De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige afhandeling van procedures en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn voor de betrokken partijen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.