Uitspraak
18 6168 ZW, 19/2034 ZW, 20/1345 ZW, 20/3109 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
18.6168 ZW
.Uit de beschikbare medische gegevens kan niet worden afgeleid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van appellant per 29 augustus 2017. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij zijn beoordeling in bezwaar alle tot dan toe beschikbare medische informatie betrokken en heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom appellant geschikt is voor de geselecteerde functies. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep gehouden was zelf onderzoek te laten verrichten, heeft de rechtbank niet gevolgd. Ten tijde van de datum in geding was sprake van een matige, recidiverende depressieve stoornis. Dit volgt uit het behandelplan van 10 april 2017. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich hierbij aangesloten. De aanvullende stukken die door appellant in beroep zijn overgelegd en zien op (een verergering van) de psychische klachten liggen later of ruim na de datum hier in geding. Het Uwv heeft daarom kunnen stellen dat aan de nieuwe stukken voor de rechtmatigheidsbeoordeling van het bestreden besluit geen betekenis toekomt. Over de fysieke klachten is de rechtbank van oordeel dat appellant geen nieuwe informatie heeft overgelegd, of aannemelijk heeft gemaakt dat de beoordeling op dit punt door het Uwv niet voldoende is geweest. De rechtbank is voorts niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van appellant en meer beperkingen had moeten aannemen. Uit het voorgaande volgt dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellant correct heeft vastgesteld. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellant overschrijdt, zodat deze functies worden geacht geschikt te zijn voor appellant. Het Uwv heeft daarom terecht bepaald dat appellant met ingang van 29 augustus 2017 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
19.2034 ZW
.De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van appellant. Hij heeft in zijn rapport van 13 juni 2018 inzichtelijk gemotiveerd dat de primaire verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de psychische beperkingen van appellant en dat er geen medische reden is waarom appellant zijn arbeid niet zou kunnen verrichten. De rechtbank ziet het Korošec-arrest in aanmerking genomen geen grond om een deskundige te benoemen. Appellant heeft ruim de gelegenheid gehad de medische bevindingen van de deskundige te betwisten en heeft ook van die gelegenheid gebruik gemaakt door zelf medische stukken in te dienen. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv appellant met ingang van 22 maart 2018 terecht weer in staat heeft geacht tot het verrichten van zijn arbeid, zijnde één van de eerder in het kader van de EZWb geselecteerde functies.