Uitspraak
18.5051 ZW
mr. Bökkerink-de Koning. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door I. Smit.
OVERWEGINGEN
31 augustus 2017 ten grondslag.
KNO-arts en psychiater en deze bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts heeft haar conclusies voldoende begrijpelijk neergelegd in een rapport en een aanvullend rapport naar aanleiding van het werkplekonderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en de reeds aanwezige medische informatie meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn visie voldoende inzichtelijk gemaakt in het rapport van 14 juli 2017, aangevuld in beroep op 8 maart 2018. Uit deze rapporten is gebleken dat hij aandacht heeft besteed aan alle klachten van appellante. Appellante heeft in beroep niet met medische gegevens aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van haar gezondheidstoestand per datum in geding. Voor het opvragen van meer medische informatie bij de behandelend sector was daarom geen aanleiding.
Van Arkel geen medische feiten of inzichten bevat, die tot een ander standpunt ten aanzien van de belastbaarheid van appellante zouden kunnen leiden. Het standpunt van Van Arkel dat appellante ‘geen duurzaam benutbare mogelijkheden’ heeft, blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet uit het dagverhaal van appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat de door Van Arkel aangegeven beperkingen ten aanzien van de items verdelen van aandacht, herinneren, horen en conflicten, niet gebaseerd zijn op eigen waarneming noch op een objectief neuropsychologisch onderzoek, maar enkel op wat appellante zelf heeft geclaimd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen objectief medische reden gezien om de door Van Arkel aangegeven beperkingen over te nemen. Over de door Van Arkel aangegeven beperking ten aanzien van de geluidsbelasting, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat ook al zou deze beperking worden opgenomen, dit geen consequenties heeft voor de arbeidsongeschiktheid van appellante voor haar maatgevende arbeid. In die arbeid komt geen bijzondere geluidsbelasting voor.
BESLISSING
21 februari 2022.