Uitspraak
20.2183 ZW
7 mei 2020, 19/2910 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv om haar Ziektewet-uitkering te beëindigen ongegrond heeft verklaard. Appellante, die zich op 20 december 2017 ziek meldde met pijnklachten in haar rechterarm en -hand, ontving vanaf 25 december 2017 een Ziektewet-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 20 januari 2019, omdat appellante meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat haar beperkingen zijn onderschat. Ze heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep niet gevolgd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts voldoende onderbouwd waren. Appellante heeft niet aangetoond dat zij door het gebruik van citalopram medicatie meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen, zoals appellante had verzocht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.