ECLI:NL:CRVB:2022:479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting bij postzegelhandel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die van 26 mei 2016 tot en met 25 november 2017 bijstand ontving op grond van de Participatiewet, heeft inkomsten uit postzegelhandel niet gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Hierdoor heeft hij de inlichtingenverplichting geschonden. Het college heeft de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 20.911,36 teruggevorderd. De Raad heeft vastgesteld dat er onvoldoende verifieerbare informatie beschikbaar is om de opbrengsten uit de handelsactiviteiten van de appellant betrouwbaar te reconstrueren. De appellant heeft weliswaar enkele stukken overgelegd, maar deze waren niet voldoende om zijn recht op bijstand vast te stellen. De Raad oordeelt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden. De Raad bevestigt daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard.