ECLI:NL:CRVB:2022:510
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van jeugdhulpvoorzieningen en de relatie tussen Jeugdwet en Wet langdurige zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder en advocaat mr. B. van Dijk, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Groningen, die hem een voorziening voor jeugdhulp had verstrekt op basis van de Jeugdwet. De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de zorgbehoefte van de appellant. De Raad concludeert dat de eerder toegekende 10 uur per week voor individuele begeleiding niet onvoldoende is, ondanks de argumenten van de appellant die steunen op een urenoverzicht en een sociaal emotioneel onderzoek. De Raad benadrukt dat de Wet langdurige zorg (Wlz) een ander beoordelingskader heeft dan de Jeugdwet (Jw) en dat de enkele omstandigheid dat appellant inmiddels een Wlz-indicatie heeft, niet leidt tot een andere conclusie. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.