ECLI:NL:CRVB:2022:8
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor eigen werk en laattijdige ziekmelding in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, die werkzaam was via Randstad Direct B.V. als assemblagemedewerker, had zich op 20 december 2018 met terugwerkende kracht ziekgemeld per 28 november 2018. De rechtbank oordeelde dat de vraag of de appellant per 28 november 2018 geschikt was voor zijn eigen werk centraal stond, en dat een beoordeling per 4 maart 2019 niet aan de orde was. De rechtbank concludeerde dat de detacheringsovereenkomst per 9 november 2018 stilzwijgend was geëindigd en dat de appellant niet had aangetoond dat hij op de datum van ziekmelding arbeidsongeschikt was.
De Centrale Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet was geslaagd in zijn bewijsvoering. De gronden die in hoger beroep werden aangevoerd, waren in essentie herhalingen van eerdere argumenten. De Raad bevestigde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De appellant had niet aangetoond dat zijn psychische klachten op de datum van ziekmelding zodanig waren dat hij niet in staat was om zijn werk te verrichten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.